Publicatie eindverklaring Shell Filippijnen

In het kader van de klachtenprocedure van de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen heeft het Nederlandse Nationaal Contact Punt (NCP) een eindverklaring uitgebracht over een melding inzake Shell-dochter ‘Pilipinas Shell Petroleum Corporation’ (PSPC).

Uitspraak NCP over oliedepot van Shell-dochter Filippijnen

De OESO richtlijnen zijn aanbevelingen op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) van de 30 lidstaten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en 11 andere landen. De naleving van de richtlijnen wordt bevorderd door een mechanisme voor geschillenbeslechting. Hiervoor hebben alle betrokken landen een NCP opgericht dat meldingen behandelt. Anders dan in andere landen opereert het Nederlandse NCP onafhankelijk van de overheid. De leden van het NCP vormen een weerspiegeling van breed gedefinieerde maatschappelijke belangen.

Volgens de melders had PSPC de richtlijnen geschonden door de lokale overheid in de Filippijnen te manipuleren en informatie achter te houden met betrekking tot milieu- en volksgezondheidsrisico’s van het oliedepot. Het NCP stelt in zijn eindverklaring dat:

  • ongepaste bemoeienis met lokale besluitvorming niet is aangetoond;
  • de gezondheids- en veiligheidssituatie conform internationale normen is;
  • het Shell oproept transparant informatie te verstrekken en tijdig te communiceren met lokale partijen.

Toelichting

De melding is in juni 2006 bij het NCP ingediend door de organisatie ‘Fenceline Community for Human Safety and Environmental Protection’ in Manila, samen met Milieudefensie/Friends of the Earth. Volgens de melders zou PSPC geen aanstalten maken om een verordening van de gemeente Manila uit te voeren om een oliedepot te verplaatsen uit de dichtbevolkte wijk Pandacan. De Shell-dochter zou de lokale overheid hebben gemanipuleerd om te kunnen blijven opereren in Pandacan. Bovendien zou het bedrijf informatie over gezondheids- en veiligheidsrisico’s achterhouden en onvoldoende plannen hebben om deze risico’s weg te nemen.

Volgens de melders zijn hiermee de OESO Richtlijnen geschonden die stellen dat een bedrijf geen uitzonderingspositie mag bedingen bij bijvoorbeeld milieu-, gezondheid- en veiligheidswetgeving. Ook moet er volgens de richtlijnen informatie openbaar worden gemaakt over de risico’s van een bedrijf voor zijn werknemers en omwonenden.

In februari 2008 stelde het Filippijnse hooggerechtshof dat de verordening van de gemeente Manila uitgevoerd moest worden. Gezien het hoofddoel van de klagers, de verplaatsing van het depot, bood dit uitzicht op een gezamenlijk startpunt voor een oplossing, zeker toen PSPC publiekelijk verklaarde dat het “inzag dat een permanent verblijf in de wijk Pandacan in Manila, in het licht van de huidige stedelijke ontwikkeling in het gebied, niet langer mogelijk was”.

Het NCP heeft vervolgens in Manila feitenonderzoek gedaan en geprobeerd om binnen het kader van de OESO Richtlijnen een toekomstgerichte dialoog op gang te brengen.

Toen de gemeente Manila in mei 2009 echter de verordening introk en een nieuwe verordening uitgaf die het oliedepot toestond om te blijven, wilde PSPC niet langer onderhandelen als verplaatsing van het oliedepot het uitgangspunt zou zijn. Vanaf dat moment hadden de melders geen vertrouwen meer in een positief resultaat van het bemiddelingsproces, waardoor het NCP genoodzaakt was om de eindverklaring op te stellen.

Het NCP stelt dat het niet heeft kunnen constateren dat PSPC de lokale besluitvorming heeft gemanipuleerd. Eind 2008 bleek uit onderzoek van de Milieudienst Rijnmond (DCMR), in opdracht van het NCP, dat de huidige situatie van het oliedepot in Pandacan niet ongezond of onveilig is. Het NCP is echter wel van mening dat door PSPC niet is voldaan aan de OESO standaarden voor openheid over niet-financiële informatie, inclusief milieuverslaglegging. Het concludeert dat de Shell-dochter meer pro-actief en transparant zou moeten communiceren met al haar stakeholders over haar motieven, strategie en overwegingen zodat het vertrouwen van de omwonenden in het depot wordt versterkt.